Aanvullingen & Correcties

Aanvullingen

Willem Wilmink, veertiende-eeuwse straatroepen en Het Klokhuis

16 oktober 2015

Al eerder schreven we in deze rubriek over de Twentse neerlandicus, dichter, schrijver en cabaretier Willem Wilmink (1936-2003) en diens fascinatie voor de middeleeuwen (zie hieronder de aanvulling van 8 maart 2013). Zijn bekendheid met de traditie van de middeleeuwse straatroepen (zie Wereld in woorden p. 392 e.v.) en de meesterlijke manier waarop hij deze traditie nieuw leven in wist te blazen, blijkt eens te meer uit de liedtekst die hij schreef voor het jeugdprogramma Het Klokhuis. Zie link.

Eén keer luisteren en de ‘zuurkool uit de Savoye’ zit in het vat van je geheugen.

(Met dank aan Paul Wackers voor zijn verwijzing naar het Youtube-filmpje).

Toch twee Augustijnkes

12 mei 2015

In de beschouwing over de sprookspreker Augustijnken (p. 290-298) speelt Wereld in woorden met de mogelijkheid dat deze ambulante Hollandse literator in het grensgebied van kerk en wereld een eerder leven zou hebben gekend als Gentse clerc. Een zorgvuldig artikel van Gerard Bouwmeester in Queeste (2014, p. 108-128) ontzenuwt deze veronderstelling. Het maakt de dichter Augustijnken niet minder raadselachtig, maar ontdoet hem wel van overbodige anciënniteit.

Minder leek, meer Eckhart

7 februari 2014

Een gedegen en overtuigend artikel van Yves van Damme in Ons geestelijk erf (84, 2013, p. 202-243) beargumenteert een andere rolverdeling in de Dialoog van meester Eckhart en de leek (besproken in Wereld in woorden, p. 205 e.v.) Het heeft er alle schijn van dat diverse krasse uitspraken die de recente editie van Franz Josef Schweitzer (1997) in de mond legt van de leek, in feite op het conto komen van diens gesprekspartner, i.c. meester Eckhart. De implicaties van deze nieuwe visie zijn aanmerkelijk: de leek is minder dominant aanwezig in de dialoog dan de editie-Schweitzer doet uitkomen. In dit licht behoeft ook de voorstelling van zaken in Wereld in woorden correctie. Intussen blijft de Dialoog een fascinerend getuigenis van de verbreiding van dissident en zelfs riskant spiritueel gedachtegoed in de veertiende-eeuwse Lage Landen. Gelukkig kondigt Yves van Damme vervolgonderzoek aan.

Nieuwe kijk op laatste dingen

6 januari 2014

Dr Ulrike Wuttke schreef aan de universiteit van Gent een gedegen en interessante dissertatie die zich met Wereld in woorden kruiste: Dit es dinde van goede ende quade. Eschatologie bei den Brabanter Autoren Jan van Boendale, Lodewijk van Velthem und Jan van Leeuwen (14. Jahrhundert).Het voordeel van dit nadeel is, dat beide boeken elkaar onafhankelijke “contra-expertise” bieden. Dat de Middelnederlandse letterkunde in de veertiende eeuw een bijzondere belangstelling voor eschatologie en Apocalyps vertoont (Wiw, p. 40) wordt door Wuttke bevestigd. Zij bestudeert deze thema’s in het bijzonder bij drie auteurs die ook in Wiwprominent figureren: Jan van Boendale, Lodewijk van Velthem en Jan van Leeuwen. Zoals zo vaak in geesteswetenschappen, blijkt daarbij vergelijkingals methode een goed handvat.
Uit Wuttkes vergelijking komen de drie schrijvers met herkenbaar profiel te voorschijn, maar ook met behartigenswaardige aanvullingen en nuances op hun portret in Wiw. Jan van Boendale blijkt op en top een zelfbewuste leek, die bij al zijn (kerk)kritiek tot en met zijn laatste werk vertrouwen houdt in de maak- en verbeterbaarheid van mens en maatschappij. Vergeleken met hem en met zijn eigen Latijnse bronnen, blijkt Lodewijk van Velthem dan weer opvallend pessimistisch aangelegd, en apocalyptisch geoccupeerd – en dat terwijl juist hij schreef ruim voor de pest! En Jan van Leeuwen mag dan weliswaar geen enkele formele scholing hebben gehad, hij blijkt toch terdege op de hoogte van de theologische (augustijnse) fundering van het eschatologische denken. Was ongeletterdheid bij hem minstens zozeer rol en imago als ze feit was? In elk geval mag men het intellectuele peil van deze autodidact niet onderschatten.
Tenslotte: tijdgenoot en mede-Brabander Jan van Ruusbroec vertoont volgens Wuttke juist opvallend weinig interesse voor de eindtijd. Een aanwijzing temeer dat hij een man van hoop en niet zozeer van vrees was, zoals ook Wiw de meester-in-het-midden portretteert?

Jonathas ende Rosafiere – Hoe het echt zit

3 juni 2013

Prof. dr. Remco Sleiderink (Brussel) wees op een onjuiste voorstelling van zaken rond de overlevering van Jonathas ende Rosafiere (blz. 286-287). De feitelijke toestand is als volgt.

Tot de vondst in Mechelen waren van Jonathas ende Rosafiere zo’n anderhalf duizend verzen bekend in een late overlevering (in het zogenoemde handschrift-Borgloon) plus enkele gedrukte fragmenten. Op 18 december 2007 ontdekten Remco Sleiderink en Herman Mulder in het Stadsarchief van Mechelen papieren bladen in de omslag van vijftiende-eeuwse stadsrekeningen. Deze papieren fragmenten zijn beduidend ouder, uit omstreeks 1350. Ze omvatten 400 verzen van Jonathas ende Rosafiereen leverden 200 tot dan toe onbekende, nieuwe verzen op.

Toch ook bijbelse paralellen

3 juni 2013

Hoewel op pagina 118 gesteld wordt dat in de Disticha Catonis ‘elk expliciet beroep op Bijbel […] ontbrak’, zijn er voor twee van de citaten op p. 120 toch ook Bijbelse paralellen aan te wijzen. Zie voor het innemen van een bescheiden plek aan tafel en de reactie daarop van de gastheer Lucas 14:10, en voor het citaat Dinen vrient prijs openbare Mattheüs 18:15. Ook de gedachten in een tweetal citaten op p. 139: Waer dat es eendrachtechede… en het vervolg maer waer si discorderen dan… zijn terug te vinden in de Bijbel, en wel bij Matteüs 12:25. Met dank aan Arie de Gelder uit Barendrecht die op de Bijbelplaatsen wees.

Errata paleografica et codicologica

2 april 2013

Paleograaf-codicoloog prof.dr. Peter Gumbert was zo gul te attenderen op een aantal gevallen steken op handschriftkundig gebied.

  • In het openingshoofdstuk (p. 19) wordt het schrijftempo van de klassieke textualis ietwat onderschat, terwijl papier als ondergrond voor schrifturen veeleer vanaf de dertiende eeuw (en niet de elfde) werkelijk in zwang raakt. De term ‘arbeidsgang’ wekt verwarring; ook uit een perkamenten huid kan men acht folia vouwen.
  • Het op gezag van Gumbert 1977 gestelde omtrent de gezondheidsregels in een kalender van 1253 (p. 99) moet vervallen op grond van herroeping door dezelfde Gumbert in Tijdschrift voor Nederlandse taal en letterkunde 101 (1985), 160.
  • Over Parijse Bijbels (p. 213): deze minuscule boeken kunnen wel degelijk met een ganzenveer worden geschreven, mits deze smal genoeg wordt toegesneden. Veren van kleinere vogels zijn te ontraden: men moet de veer immers met een mensenhand kunnen blijven hanteren?
  • De afgebeelde band op p. 263 is niet de oorspronkelijke uit Ruusbroecs eigen tijd, maar vroeg-vijftiende-eeuws.
  • Kleurenkatern XIII afb. 2 is weliswaar het handschrift van het Ripuarisch passiespel, maar niet een folium van het eigenlijke spel.
  • Dat de littera hybrida door de Devoten is ontwikkeld, is niet meer dan een gissing; hun frequente gebruik ervan is zeker niet exclusief.

Hervorming is niet altijd bevrijding

11 maart 2013

Bij een bijeenkomst op 5 maart 2013 aan de Radboud Universiteit te Nijmegen in het kader van het Soeterbeeck programma bracht kerkhistoricus prof. Peter Raedts behartigenswaardige nuancering naar voren. Zijns inziens is Wereld in woorden soms té positief over de kerkelijke hervormingsbewegingen van de veertiende eeuw, waar deze worden geprofileerd als welkome “bevrijding” uit de plichtmatigheid van biecht en sacramentalisme, terwijl die laatste worden afgedaan als weinig doorleefde vormen van devotie. Daartegenover stelde Raedts dat juist de vernieuwingsbewegingen soms knellende geestdrijverij kenden, terwijl er veel oprechte vroomheid kon (en kan) huizen in orthodoxe rituelen. (“Als gelovigen van zichzelf gaan zeggen dat ze zo nederig zijn, berg je dan maar”)

Dit is een belangrijke kanttekening, die weer eens doet denken aan een woord van de Israëlische schrijver Amos Oz: het grootste verschil dat men kan maken tussen mensen, is dat tussen fanatici en niet-fanatici, en fanatici zijn overal.

Herman van Veen, Willem Wilmink en de veertiende-eeuwse straattroepen

8 maart 2013

In de schitterende tekst die Willem Wilmink schreef voor Herman van Veens beroemde lied “Hilversum 3 bestond nog niet” komen regels voor die in dezelfde traditie staan als de veertiende-eeuwse Nederlandse muzikale straatroepen (Wereld in woorden, p. 392 e.v.):

Alle venters hadden eigen aria’s:Voor sprot, voor haring, voor begonia’s…

Zie deze link naar dit meesterlijke lied.

Zie ook de aanvulling hierboven, van 16 oktober 2015.

Anekdote uit rechtsboek van Brielle heeft parallel in Oudfrans fabliau

1 maart 2013

Op pagina 91 van Wereld in woorden komt de anekdote uit Jan Matthijssens Rechtsboek van Brielle ter sprake, waarbij een drenkeling bij een reddingspoging verblind wordt aan één oog en hieromtrent een klacht indient bij het gerecht. Een aantekening op p. 560 vermeldt hierbij: ‘Overigens meende medelezer prof. Paul Wackers zich te herinneren de casus van de verblinde drenkeling ooit als exempel te zijn tegengekomen’. Inmiddels meldde dr. Fred Lodder een parallel in een komisch Oudfrans fabliau uit de tweede helft van de dertiende eeuw. Het betreft het anonieme D’un preudome qui rescolt son compere de noier (Van een man die een ander redde van verdrinking), een vertelling van 77 versregels in slechts één handschrift bewaard. Meer gegevens en de complete tekst van de fabliau zijn te vinden in Willem Noomen (ed.), Nouveau recueil complet des fabliaux. Tome VIII. Assen 1994, p. 165 e.v.; een Engelse vertaling in Peter Rickard e.a., Medieval Comic Tales. Cambridge 1972, p. 2-3.

Gruuthuse is een geit

29 januari 2013

Wereld in woorden werd nog gedrukt toen de eerste aanvulling al binnen kwam. Op een bijeenkomst in Brugge (24 januari 2013) meldden conservatoren dat na uiterst moeizaam onderzoek nu definitief is vastgesteld dat het perkament van het Gruuthuse-handschrift van geiten afkomstig is. En dus niet van kalveren, zoals de overige boeken van heer Lodewijk van Gruuthuse, maar een veel goedkoper soort. Het geeft eens te meer voeding aan de veronderstelling dat hét Gruuthuse-handschriftweliswaar als verzorgd boek werd opgezet, maar toch ook vooral gebruiksboek was, en niet een bibliofiele editie zoals de rest van Gruuthuses bibliotheek.

Overigens zal in Brugge in de maanden maart-juni 2013 een tentoonstelling rondom het Gruuthuse-handschrift te zien zijn.

Detailcorrecties

  • paperback, binnenflap voorzijde, 1e kolom: achter het jaartal 1313 moet ‘Hendrik III’ veranderd worden in ‘Hendrik VII’ (met dank aan J.P. Hollenberg)
  • paperback pag. 4: de volledige signatuur van het handschrift in Londen waaruit het omslagbeeld afkomstig is moet zijn British Library ms. Add. 24.189 (met dank aan Erik Kwakkel)
  • pag. 54: 3e r. van boven: de uitgerukte tong lijkt een canard (met dank aan Remco Sleiderink)
  • pag. 61: 4e-5e r. van boven: de zin moet luiden: Na de moord op deze charismatische vorst kwam in 1299 een ander gravenhuis in Holland tot regering… etc. (met dank aan Roelf Tillart)
  • pag. 61: 5e r. van onder: ‘forte’ moet zijn ‘fort’ (met dank aan Bram Laport)
  • pag. 68: 12e / 13e r. van onder: Kortrijker: de correcte vorm is Kortrijkzaan (met dank aan An Faems en Luc Devoldere)
  • pag. 70: 10e r. van onder: de walvis als embleem is een vergissing (met dank aan Remco Sleiderink)
  • pag. 83: 17e r. van onder: lees voor ‘dichtte’ liever ‘schreef’ (Chaucers verhandeling was een prozatraktaat, met dank aan Jan Karel Kouwenhoven)
  • pag. 93: 20e r. van boven: ‘liefs’ moet zijn ‘liefst’ (met dank aan Jan Karel Kouwenhoven)
  • pag. 98: 12e r. van onder: ‘Ibu Sina’ moet zijn ‘Ibn Sina’ (met dank aan Paul Wackers en dr. Betty Broug-van der Haven)
  • pag. 134: 4e r. van onder: ‘laten noden’ moet zijn ‘laat noden’ (met dank aan An Faems)
  • pag. 136: 7e r. van onder: ‘forte’ moet zijn ‘fort’ (met dank aan Bram Laport)
  • pag. 154: in de zin boven het citaat moet ‘zich’ vervallen (met dank aan An Faems)
  • pag. 162: 8e r. van onder: ‘kakafonie’ moet zijn ‘kakofonie’ (met dank aan An Faems)
  • pag. 165: 4e r. van onder: ‘leiden’ moet zijn ‘lijden’ (met dank aan Bram Laport)
  • pag. 201: 2e r. onder het eerste citaat: ‘privatie’ moet zijn ‘private’ (met dank aan Bram Laport)
  • p. 204: 18e en 12e r. van onder: (Magdalena) resp. Magdalena is onjuist; de zuster van Martha heette wel Maria, maar dat was niet Maria Magdalena (met dank aan Petty Bange)
  • pag. 226: 4e-5e r. van boven: ‘desavoueerden zijn’ moet zijn ‘desavoueerden zij’
  • pag. 262: 6e r. van boven: ‘abdij’ moet zijn ‘priorij’, ook op pag. 486 11e r. van boven en in de Aantekeningen op pag. 564 in de 8e r. onder het kopje Focus en massa (met dank aan Thom Mertens)
  • tussen pag. 264 en 265: de 1ste afbeelding in kleurkatern VIII (Auteursportret Jan van Ruusbroec) is door een technische vergissing in spiegelbeeld weergegeven (met dank aan W. Peterse en een bezoeker van een lezing in Breda e.a.); zie de eerste zin onder het kopje Mysticus tussen de mensen op pag. 274, waar de situatie op de afbeelding wel juist wordt beschreven (met dank aan Petty Bange)
  • pag. 280: 19e r. van onder: 1378 moet zijn 1377
  • pag. 317: laatste r.: ‘leeftiijd’ moet zijn ‘leeftijd’ (met dank aan An Faems)
  • pag. 340: 2e r. van boven: ‘Dr. Jacques Tersteeg’ moet zijn ‘Drs. Jacques Tersteeg’ (met dank aan Wim Vuijk)
  • pag. 399: 6e r. van onder: ‘in 2008’ moet zijn ‘op 18 december 2007’ (met dank aan Remco Sleiderink)
  • pag. 412: het jaartal in de eerste r. van boven moet zijn ‘1364’, conform pag. 389
  • pag. 418: 12e r. van boven: ‘waterlies’ moet zijn ‘waterlelies’ (met dank aan Henk Smit)
  • pag. 420: 4e r. van boven: ‘Voor onderschikking bij de boerden’ moet zijn ‘Voor onderschikking bij de sproken’ (met dank aan Remco Sleiderink)
  • pag. 420, 12e r. van boven e.v.: de tekst wekt ten onrechte de indruk dat het een priester / pastoor is die de vrouw zwanger maakte. Hildegaersberch heeft het in deze boerde evenwel over een bedelmonnik (met dank aan Ludo Jongen)
  • pag. 449: 10e r. van onder: ‘chique’ moet zijn ‘chic’ (met dank aan Johan Schipper)
  • pag. 500: een tikfout in de 7e r. van de laatste strofe van het citaat: ‘verwinen’ moet zijn ‘verwinnen’ (met dank aan Johan Schipper)
  • p. 521: 4e r. van boven: ‘… Reval (Tallinn) in Letland.’ moet zijn ‘… Reval (Tallinn) in Estland’ (met dank aan Robert Hempelman)
  • pag. 525: het vraagteken in de vertaling: het betreft hier vermoedelijk een bepaald blaasinstrument, meer bepaald een kromhoorn of wellicht een hobo (zie de Grove Music Online s.v. dolzaina, met dank aan Peter Laport); een andere mogelijkheid is dat het gaat om een soort fagot(zie Bernhard Morbach (2009), Die Musikwelt der Renaissance, pag. 24; met dank aan Irmgard Fuchs, Zürich)
  • pag. 533: 3e r. van boven (in het citaat): ‘Daer ic’ moet zijn ‘Daer in’ (met dank aan Jan Karel Kouwenhoven)
  • pag. 536: laatste strofe van het citaat: ‘Aloeette voghel, clein’ moet zijn ‘Aloeette, voghel clein’ (met dank aan Jan Karel Kouwenhoven)
  • pag. 626: in titelbeschrijving Vellekoop 1979 moet ‘Paaspel’ gelezen worden als ‘Paasspel’ (met dank aan Henk Smit)
  • pag. 635 (onder Avicenna) en 641 (onder Ibu Sina): hier moet gelezen worden ‘Ibn Sina’
  • pag. 647: ‘Reval (Tallinn) 520’ moet zijn ‘Reval (Tallinn) 521’ (met dank aan Jan Karel Kouwenhoven)